Erno Kersbergen
Paulus, oorspronkelijk Saulus genoemd, werd ergens tussen 8 en 15 n.Chr. geboren in Tarsus, een stad in het huidige Turkije. Hij was Joods, afkomstig uit de stam Benjamin, maar had ook het bijzondere recht van Romeins burgerschap — iets wat slechts weinig steden buiten Italië bezaten.
Hij groeide op in een wereld van religieuze traditie en ontving zijn opleiding van Gamaliël, een gerespecteerde farizeeër bekend om zijn wijsheid en gematigdheid. Paulus was een veelbelovende rabbijnse student, uitzonderlijk ijverig en toegewijd. Naast zijn studie had hij het ambachtelijke beroep van tentenmaker, waarbij hij werkte met de speciale geitenwol uit zijn regio.
Paulus’ eerste vermelding in de Bijbel is niet positief: hij was getuige van de steniging van Stefanus en keurde dit volledig goed (Handelingen 7:58, 8:1). Door zijn vurige religieuze ijver werd hij een van de felste vervolgers van de christenen. Met goedkeuring van de Joodse leiders kreeg hij de opdracht om deze "nieuwe sekte" — de volgelingen van Jezus — op te sporen en gevangen te nemen.
Maar dan gebeurt iets onverwachts. Op weg naar Damascus krijgt Paulus een visioen van Christus zelf. Jezus confronteert hem en maakt duidelijk dat Paulus niet zomaar mensen vervolgt, maar Hemzelf, de Zoon van God. Dit verandert zijn leven totaal. Paulus wordt blind en naar Damascus gebracht, waar Ananias hem op Gods aanwijzing ontmoet, voor hem bidt en zijn ogen opent — zowel lichamelijk als geestelijk. Paulus bekeert zich en begint direct te prediken. Zijn nieuwe geloof brengt echter gevaar met zich mee, en hij moet vluchten.
Paulus was geen indrukwekkende verschijning. In Korinthe maakten mensen grapjes over zijn zwakke uiterlijk, dat haaks stond op de krachtige toon van zijn brieven (2 Korinthiërs 10:10). Zijn lichaam droeg de sporen van zware vervolgingen en hij kampte waarschijnlijk met oogproblemen (Galaten 4:15, 6:11). Toch zag hij zijn lichamelijke zwakte als een manier waarop God hem leerde afhankelijk te zijn van Zijn kracht (2 Korinthiërs 12:9-10).
Hij koos ervoor ongehuwd te blijven, zodat hij zich volledig aan zijn roeping kon wijden (1 Korinthiërs 7:7). Voor hem was dit een gave, een manier om zich zonder afleidingen volledig in te zetten voor het evangelie.
Paulus werd door God geroepen en plaatste Jezus Christus centraal in zijn prediking (2 Korinthiërs 4:5). Hij geloofde dat zijn kracht juist lag in zijn zwakte — hoe minder hij op zichzelf vertrouwde, hoe meer hij afhankelijk was van Gods kracht. Zijn intellect en redeneerkunst waren ongeëvenaard, maar hij weigerde het evangelie op een wereldse manier te brengen. In plaats van mooie retoriek predikte hij eenvoudig, rechttoe rechtaan en vol overtuiging (Romeinen 15:18-19).
Zijn werk kreeg een impuls toen Barnabas hem meenam naar Antiochië, waar hij een jaar lang lesgaf aan een grotendeels niet-Joodse gemeenschap. Hier werden de discipelen voor het eerst "christenen" genoemd (Handelingen 11:25). Daarna begon Paulus zijn beroemde zendingsreizen. Soms verbleef hij slechts enkele dagen in een stad, andere keren maanden of zelfs jaren (Handelingen 19:8-10). Zijn strategie was eerst te prediken aan de Joden in de synagogen, maar als zij hem afwezen, richtte hij zich tot de heidenen.
Tijdens zijn zendingsreizen schreef Paulus brieven die een blijvende impact hadden. Twaalf brieven werden opgenomen in het Nieuwe Testament, mogelijk veertien als ook de brief aan de Hebreeën door een leerling van hem is geschreven. Vaak dicteerde hij zijn brieven aan een secretaris, zoals in Romeinen (Romeinen 16:22), waardoor zijn geschriften het resultaat waren van samenwerking.
Paulus hechtte veel waarde aan sterke relaties. In Handelingen en zijn brieven worden meer dan tachtig medewerkers genoemd. Sommigen, zoals Barnabas en Apollos, waren zijn gelijken; anderen, zoals Timotheüs en Titus, waren zijn directe assistenten. Hij had diepe genegenheid voor hen, wat wederzijds was (Handelingen 20:37, 21:12-13). Tegelijkertijd schuwde hij confrontaties niet, zoals zijn meningsverschillen met Barnabas (Handelingen 15:35-41) en Petrus (Galaten 2:11-21).
Sommigen zien Paulus als iemand die vrouwen beperkte in hun rol binnen de kerk, wellicht vanwege zijn Joodse achtergrond en de wens dat vrouwen geen geestelijke autoriteit over mannen zouden hebben. Maar in de praktijk was hij veel inclusiever dan vaak wordt gedacht. Zijn houding ten opzichte van vrouwen was respectvol, ondersteunend en vrij van vriendjespolitiek — vergelijkbaar met die van Jezus.
Paulus werkte nauw samen met verschillende vrouwen die een belangrijke rol speelden in de vroege kerk. Namen als Phoebe, Euodia, Syntyche, Apphia, Priscilla (Prisca) en Junia komen voor als medewerkers en helpers. Zij ondersteunden Paulus in onderwijs, gaven financiële steun, boden onderdak en gastvrijheid, en openden hun huizen voor kerkbijeenkomsten. Lydia speelde een sleutelrol in de oprichting van de kerk in Filippi, en Phoebe wordt expliciet genoemd als diaken van de gemeente in Kenchreeën.
Hoewel vrouwen bij Paulus geen onderwijspositie innamen, erkende hij hun invloed en waardeerde hij hun inzet enorm. In zijn brieven noemt hij hen met dankbaarheid en respect. Zij waren vaak de eerste bekeerlingen en pioniers in het verspreiden van het geloof binnen hun gemeenschap.
Paulus leefde in een tijd waarin vrouwen veel minder rechten hadden dan mannen, maar zijn visie op hun rol binnen het gezin was opvallend vooruitstrevend. Hij zag hen als cruciaal in een ondersteunende en dienende rol, niet als ondergeschikt, maar als fundamenteel voor het succes van de christelijke gemeenschap.
Hoewel Paulus intellectueel sterk onderlegd was en een meesterlijke redenaar, koos hij voor een eenvoudig evangelie dat in strijd was met de wijsheid van de wereld (1 Korinthiërs 1:18-25). Hij wilde geen filosofisch betoog houden, maar een heldere, ongecompliceerde boodschap brengen.
Zijn houding was uniek: hij paste zich aan zijn publiek aan zonder zijn principes te verliezen. "Alles voor alle mensen," schreef hij (1 Korinthiërs 9:22). Paulus was bereid te dienen en alles te doen tot eer van God (1 Korinthiërs 10:31). Zijn emotionele verbondenheid met de bekeerlingen was duidelijk — hij noemde zichzelf hun vader of moeder en sprak vol liefde en bezorgdheid over zijn “kinderen”.
Wat dreef Paulus? De liefde van Christus (2 Korinthiërs 5:14). Alles wat hij deed kwam voort uit toewijding aan Jezus Christus (Filippenzen 3:7-8). Zijn hart voor de gelovigen was overal zichtbaar: hij bad voor hen, vermaande, ondersteunde, stelde leiders aan en leidde hen op. Paulus liet zich niet leiden door politieke spelletjes of vleierij (1 Thessalonicenzen 2:5-6); hij had een passie voor de waarheid en was compromisloos in onderwijs en discipline (1 Thessalonicenzen 2:3, 2 Korinthiërs 4:2).
Ondanks zijn bescheiden fysieke verschijning had hij een sterke persoonlijkheid en een gedreven, zelfopofferende instelling. De ijver die hem ooit een felle vervolger van christenen maakte, gebruikte hij nu als apostel. Hij zag zichzelf als een slaaf van Christus (Romeinen 1:1), vol overtuiging van zijn roeping (Galaten 1:15-16).
Paulus’ levensweg was een radicale transformatie — van de grootste vervolger tot een van de invloedrijkste apostelen. Zijn zendingsreizen, brieven en leiderschap speelden een sleutelrol in de vroege kerk en de vorming van het christendom. Zijn nalatenschap leeft voort in de woorden die hij schreef en de gemeenschappen die hij stichtte — een getuigenis van geloof, doorzettingsvermogen en totale toewijding.
Het verhaal van Paulus eindigt in het boek Handelingen, aan het begin van zijn gevangenschap in Rome. Uiteindelijk werd hij rond 65-66 na Christus tijdens de vervolgingen onder keizer Nero onthoofd. Zijn impact op het christelijk geloof is echter blijvend. Zijn zendingsreizen, brieven en leiderschap hebben de kerk gevormd zoals wij die vandaag kennen.
Jezus is de Zoon van God en de Messias, voorzegd door de profeten van Israël.
De opstanding bevestigde Jezus in alles wat Hij zei en deed.
Jezus is Heer, een term die Paulus ontleende aan het Griekse Oude Testament (de Septuagint) en die werd gebruikt voor Jahweh.
Door zijn dood en opstanding betaalde Jezus voor de zonden van alle mensen en opende de hemel voor de mensheid.
Redding is alleen door geloof, maar een positie en beloning in de hemel kunnen verdiend worden door onze daden op aarde.
Door Jezus’ redding werd de Mozaïsche wet afgeschaft en vervangen door de wet van Jezus; er is geen onderscheid meer tussen Jood en heiden.
Paulus geloofde dat sinds de komst van Christus de wet ongeldig was verklaard en overgebracht naar de nieuwe wet van Jezus. Toch bleef de wet nog steeds gelden als middel om zonde te openbaren en mensen bewust te maken van hun zondigheid.
De Raad van Jeruzalem (ca. 50 n.Chr.) bevrijdde alle bekeerlingen van de verplichting de Joodse wet na te leven.
In de Brief aan de Romeinen verklaarde Paulus dat de Joden het uitverkoren volk van God waren en dat zij dat zouden blijven. Hij benadrukte dat Gods besluiten onveranderlijk zijn. Tegelijkertijd stelde hij dat christenen een bijzondere plaats innamen in Gods gunst, omdat zij deelnemers waren geworden aan de redding door Jezus. Paulus zei dat de Joden het uitverkoren volk bleven, maar dat er een sluier van onwetendheid over hun ogen lag. Deze sluier zou pas worden verwijderd op de laatste dag, wanneer Jezus terugkeert om alle mensen te oordelen.
May 27, 2025
• 5 min read
May 27, 2025
• 17 min read
May 27, 2025
• 23 min readCopyright © 2025 Blogo. All rights reserved.
Made by Afan Ajdari · Github