Erno Kersbergen
De brief aan de Romeinen is door Paulus gestuurd als een soort vrij-theologisch essay. In Romeinen 15:15 zegt hij dat hij hen vrijmoedig schrijft. Hij kende de gemeente voornamelijk van horen zeggen, maar hij kende er toch ook veel mensen persoonlijk, zoals Prisca en Aquila (Rom. 16:3). De lange lijst met namen aan het eind van de brief onderstreept dit. Er was niets wat hij in deze gemeente dringend moest corrigeren of berispen. Hij schreef deze brief niet omdat er grote problemen waren of omdat hij hen onderwijs moest geven, maar er staan wel algemene richtlijnen in die ook voor deze gemeente van toepassing waren.
Samen met 1 en 2 Korintiërs en Galaten behoort Romeinen tot de vier hoofdbrieven die als basismateriaal dienen voor het bepalen van de hoofdlijnen van Paulus’ onderwijs.
Paulus noemt zichzelf in Romeinen 1:1 als de auteur. Hij beschrijft zich als een slaaf van Christus, geroepen om apostel te zijn en apart gezet voor het evangelie. Hij richt zich tot de kerk in Rome en maakt duidelijk dat hij als apostel de “gehoorzaamheid des geloofs” wil bewerken (1:5).
Alle vier hoofdbrieven bevestigen Paulus’ auteurschap, en alle zijn onmiskenbaar van hem. Slechts weinig geleerden betwijfelen dat hij de auteur is.
De meeste nieuwtestamentische geleerden accepteren dan ook dat de brief door Paulus is geschreven.
Youngblood noemt de brief: “ongetwijfeld van de sterkste denker van het Nieuwe Testament: Paulus.” Er zijn dus geen overtuigende redenen om te twijfelen aan zijn auteurschap.
Paulus’ oorspronkelijke naam was Saulus (Sh’aul), wat later werd veranderd in Paulus. Zijn geboorte vond vermoedelijk plaats tussen 8 en 15 n. Chr. De exacte datum is onbekend, maar wél bekend is dat hij werd geboren in Tarsus, in Cilicië (het huidige zuidoosten van Turkije). Paulus was van Joodse afkomst, uit de stam Benjamin, en hij bezat het Romeins burgerschap. Dat was bijzonder, want Tarsus was een van de weinige steden buiten Italië waarvan de inwoners Romeins burger konden zijn.
Paulus werd opgeleid in de school van Gamaliël, een vooraanstaande farizeeër, met als doel zelf ook farizeeër te worden (Hand. 22:3). Gamaliël stond bekend om zijn gematigdheid en wijsheid (Hand. 5:34). Paulus verwierf als jonge rabbijnse student al een uitstekende reputatie: hij was ijverig en stak boven anderen uit (Gal. 1:14).
Zijn beroep was tentenmaker, gespecialiseerd in het verwerken van de speciale geitenwollen stoffen uit de streek rond Tarsus.
Hij sprak en schreef in het Koine-Grieks, Hebreeuws en Aramees (de omgangstaal in Israël in die tijd).
Paulus wordt voor het eerst genoemd in Handelingen 7:58 als getuige van de steniging van Stefanus, een gebeurtenis waar hij het van harte mee eens was (Hand. 8:1). Hij was waarschijnlijk nog jong ten tijde van deze gebeurtenis, rond 31–32 n. Chr.
Vanwege zijn reputatie kreeg hij van de Joodse leiders de volmacht om de leden van de nieuwe sekte — zij die verkondigden dat Jezus van Nazareth de Messias was (Hand. 9:1-2) — op te sporen en gevangen te nemen.
Op weg naar Damascus, met als doel christenen gevangen te nemen, ontmoette hij Christus in een visioen. Jezus maakte aan hem bekend dat Hijzelf degene was die Paulus vervolgde. Verblind werd Paulus naar Damascus geleid, waar Ananias — na een visioen van de Heer — tot hem werd gezonden om voor hem te bidden. Daar bekeerde Paulus zich en begon meteen met prediken (Hand. 9). Vervolgens moest hij vanwege vijandigheid vluchten naar Jeruzalem. Barnabas stelde hem daar voor aan de broeders, en opnieuw begon hij te prediken. Maar ook daar ontstond een complot tegen zijn leven (Hand. 9:29), waarna de broeders hem naar zijn geboortestad Tarsus stuurden.
Van waar is het geschreven?
Paulus noemt Febe in Romeinen 16:1 als degene die waarschijnlijk de brief naar Rome heeft gebracht. Zij wordt beschreven als diaken van de gemeente in Kenchreeën, de haven van Korinthe. Het is daarom zeer aannemelijk dat de brief vanuit deze plek is verzonden en daar ook werd geschreven. In Romeinen 16:23 noemt Paulus Gajus als zijn huidige gastheer. Er is een Gajus uit Korinthe (1 Kor. 1:14) en één uit Derbe (Hand. 20:4). Het zou dus Korinthe of Derbe kunnen zijn geweest.
Paulus bevond zich aan het begin van zijn derde reis mogelijk in Derbe, maar was toen nog niet in Macedonië en Achaje geweest. Daar vond namelijk de financiële inzameling plaats die hij in Romeinen 15:26 noemt. Hij moet dus al in Macedonië en Achaje zijn geweest vóór het schrijven van deze brief. Daarom is Korinthe de meest waarschijnlijke plaats van waaruit hij schreef. Na Macedonië reisde Paulus immers naar Griekenland (Hand. 20:3), en daar was Korinthe. Vervolgens begon hij zijn terugreis naar Jeruzalem, waarover hij schrijft in Romeinen 15:25. Op het moment van schrijven was hij dus van plan om terug te keren en die financiële hulp naar Jeruzalem te brengen. Het is daarom zeer waarschijnlijk dat de brief tijdens zijn verblijf in Korinthe, aan het einde van zijn derde zendingsreis, is geschreven.
Wanneer?
In Romeinen 15:22 schrijft Paulus dat zijn werk in Griekenland en Klein-Azië (het huidige Turkije) vrijwel voltooid was. De brief aan de Romeinen is dus geschreven aan het eind van zijn derde zendingsreis.
De datering hangt samen met hoe men deze zendingsreis plaatst in de tijdlijn. Uit Handelingen 18:18 en verder blijkt dat de derde reis vrijwel direct volgde op de tweede. Tijdens zijn tweede reis verbleef Paulus voor het eerst in Korinthe (Hand. 18:11), anderhalf jaar lang. Deze periode kan redelijk nauwkeurig worden gedateerd.
Tijdens zijn eerste verblijf in Korinthe ontmoette hij Aquila en Priscilla, die kort daarvoor uit Italië waren gekomen na hun uitzetting door keizer Claudius in 49 n. Chr. (Hand. 18:2). Aangezien zij pas kort in Korinthe waren toen Paulus hen ontmoette, zal dit niet veel later dan 50 n. Chr. zijn geweest. Paulus verbleef er 18 maanden en vertrok waarschijnlijk in de herfst van 51 of het voorjaar van 52, aangezien reizen over zee in de winter ongebruikelijk was.
Ook Gallio, die Paulus berechtte in Korinthe (Hand. 18:12), was stadhouder van mei 51 tot april 52 n. Chr. Uit een inscriptie in Delphi weten we dat zijn ambtsperiode precies zo viel. De rechtszaak zal aan het begin van zijn ambtstermijn hebben plaatsgevonden, gezien het snelle optreden van de Joodse aanklagers.
Na zijn vertrek uit Korinthe ging Paulus naar Efeze en vervolgens naar Caesarea en Antiochië (Hand. 18:22). Daarna keerde hij snel terug naar Efeze voor zijn derde reis via Galatië en Frygië (Hand. 18:23). Zijn tweede verblijf in Efeze begon waarschijnlijk in 52 en duurde ongeveer tweeënhalf jaar (Hand. 19:10). Rond het midden van 54 vertrok hij richting Macedonië, verbleef daar drie maanden (Hand. 20:3) en reisde daarna naar Griekenland en Korinthe om de terugtocht naar Jeruzalem te beginnen. De laatste etappe van zijn derde zendingsreis moet dus in 55 n. Chr. hebben plaatsgevonden.
Paulus schrijft in Romeinen 15:19 dat hij de prediking heeft voltooid en in vers 23 dat er geen nieuw arbeidsveld meer over is. In vers 25 zegt hij op weg te zijn naar Jeruzalem. Het is daarom logisch om aan te nemen dat hij de brief schreef aan het einde van zijn derde zendingsreis, omstreeks 55 n. Chr.
Onder keizer Claudius werd in 54 de verbanning van de Joden uit Rome opgeheven. We weten dat Aquila en Priscilla tijdens het schrijven van de Romeinenbrief weer in Rome waren (Rom. 16:3). De brief moet daarom geschreven zijn na 54 en niet later dan eind 55 n. Chr.
De eerste christenen in Rome waren waarschijnlijk Joodse pelgrims. Joden uit allerlei landen kwamen voor de grote feesten naar Jeruzalem, waaronder ook het Pinksterfeest (het Wekenfeest of Sjavuot), ongeveer zeven weken na Pasen, rond 29/30 n.Chr. Tijdens Pinksteren kwam de Heilige Geest over de aanwezigen onder de prediking van Petrus en werden veel van deze Joodse pelgrims christenen. Bij hun terugkeer stichtten zij christelijke gemeenten in hun woonplaatsen, ook in Rome.
Holman (2009, p. 366) merkt op dat de kerk in Rome vóór 49 n.Chr. moet hebben bestaan, aangezien Priscilla en Aquila uit Rome waren verdreven en Paulus hen in Korinthe ontmoette. Zij waren geen nieuwbekeerlingen, maar goed onderwezen in de christelijke leer, in staat om Apollos te onderrichten (Hand. 18:26). Later zullen deze Joodse christenen ook heidenen tot geloof hebben gebracht. Zij kenden immers het advies van het concilie van Jeruzalem over de heidense gelovigen. Zo nam het aandeel van heidenchristenen in de kerk steeds verder toe.
Zoals eerder vermeld werden de Joden, inclusief de Joodse christenen, in 49 n.Chr. door keizer Claudius uit Italië verbannen. Een duidelijk voorbeeld hiervan is Priscilla en Aquila (Hand. 18:2). Door hun vertrek ontstond er een vacuüm, waardoor de heidense christenen de leiding in de kerk overnamen. In 54 n.Chr. mochten de Joden terugkeren naar Rome. Intussen waren de heidenchristenen echter de leiders geworden: oudsten, leraren, enzovoort. Dat blijkt ook uit de namenlijst in Romeinen 16, waarin veel niet-Joodse namen voorkomen.
Ongetwijfeld zorgde de terugkeer van de Joodse christenen voor spanningen binnen de gemeente. Er was mogelijk sprake van machtsstrijd, arrogantie en wederzijdse vooroordelen tussen beide groepen.
Rome was de hoofdstad van het Romeinse Rijk, gesticht in 753 voor Christus door Romulus. De macht van Rome groeide snel en al vijf eeuwen vóór Christus begon het zijn expansie. De magistraten werden jaarlijks door de Senaat gekozen, maar vanaf het einde van de 1e eeuw vóór Christus regeerden keizers. Deze keizers resideerden in Rome en kregen sinds Augustus (41 v.Chr. / 14 n.Chr.) een goddelijke status.
In die tijd kende Rome een relatief stabiele vrede, de Pax Romana, omdat Augustus veel had gedaan om de grenzen te consolideren en de piraterij op de Middellandse Zee te bestrijden. Zijn opvolgers Tiberius en Caligula investeerden flink in de aanleg van wegen en bruggen. Deze infrastructuur en vrede maakten reizen en communicatie makkelijker dan ooit tevoren, wat de snelle verspreiding van het evangelie bevorderde.
Keizer Claudius regeerde tot 54 n.Chr. en stond bekend als paranoïde. Hij liet zijn voorganger Caligula vermoorden en vele senatoren. In 49 n.Chr. verbande hij de Joden uit Rome wegens onrusten rondom “Chrestus” — waarschijnlijk een verwijzing naar Christus. Claudius stierf in 54, vermoedelijk vergiftigd door zijn vrouw Agrippina, de moeder van Nero. Op het moment van het schrijven en lezen van de brief regeerde de toen 18-jarige Nero, die vijf jaar later zijn moeder vermoordde. Het was een periode vol politieke intriges en onzekerheid.
Rome was een stad vol corruptie, wantrouwen, en gewelddadige militaire successen. De keizer werd omringd door zo’n zeshonderd aristocratische families die een minimale hoeveelheid eigendom moesten bezitten en waaruit magistraten voor de Senaat werden gekozen.
De inwoners leefden onder een corrupte en argwanende overheid die voortdurend worstelde om macht. Dit waren de eerste tekenen van het verval van het bijna 800 jaar oude Rome.
Rome had ongeveer 4 miljoen inwoners, waarvan de helft slaven waren. Slaven hadden geen rechten en krijgsgevangenen waren het laagst in rang.
Het Romeinse bestuur was nog niet erg opdringerig; belastingen werden door Rome geregeld, maar de inning ervan werd uitbesteed aan rijke lokale elites. Rome beschikte over een goed ontwikkeld rechtssysteem, voornamelijk om de Romeinse burgers te beschermen. Het provinciale bestuur lag bij senatoren en keizerlijke functionarissen, die verantwoordelijk waren voor financiën en legerzaken.
Onderworpen volken werden beschermd en beoordeeld door hun eigen wetten, behalve bij ernstige misdrijven zoals die met de doodstraf, of als ze onder direct Romeins gezag vielen — zoals bij het proces van Jezus.
Rome was, zoals te verwachten viel van een metropool, een smeltkroes van culturen, levensbeschouwingen, normen en waarden. Er waren veel goden (pantheïsme) en mysteriereligies, waarbij rituelen geheim waren en aanhangers elkaar in het geheim ontmoetten. Later nam de verering van de keizer toe, waarbij Caesar werd vergoddelijkt.
Het christendom werd door Rome vooral gezien als een sekte binnen het jodendom. Maar de verstoringen in de Romeinse vrede en corruptie leidden tot argwaan tegenover christenen, die de keizer niet aanbaden. Men bestempelde hen zelfs als atheïsten omdat zij het pantheïsme verwierpen. Deze beschuldigingen kregen steeds meer officiële aandacht. Na de grote brand in Rome in 64 n.Chr. begon Nero met grootschalige vervolgingen van christenen. Midden jaren ’60 startte de Romeinse overheid met systematische vervolging.
Rome was de politieke en economische macht van de wereld. Belastinginkomsten uit de onderworpen gebieden zorgden voor rijkdom en vermaak in Rome. Dit trok buitenlandse kooplieden, ondernemers, gelukzoekers en ook Joden aan.
Toen het anti-christendom onder Nero toenam, werd Rome het ‘grote Babylon’ genoemd, zoals in 1 Petrus 5:13 en het boek Openbaring wordt beschreven. Babylon stond symbool voor de antichristelijke wereldsystemen waarin politiek, economie en religie samenwerken om macht te grijpen en andersdenkenden te onderdrukken.
De eerste-eeuwse wereld in het Romeinse Rijk was cultureel zeer divers, met een breed scala aan godsdiensten en levensbeschouwingen. Deze tolerantie voor vele culturen en goden, zowel uit het Latijnse westen als het Griekse oosten, leidde tot de gedachte dat er vele wegen naar god(en) of goddelijkheid zijn. Dit verklaart ook waarom Pilatus tijdens het proces van Jezus vroeg: “Wat is waarheid?” (Johannes 18:38). De wereld zag waarheid niet als absoluut, maar als relatief.
Christenen waren hierin de vreemde eend in de bijt, omdat zij het ‘goddelijke’ gezag van de keizer niet erkenden als ultiem, maar slechts God alleen.
De overheersende filosofieën waren het epicurisme en het stoïcisme, waarvan Paulus ook kennismaakte in Athene (Handelingen 17:18). Deze filosofieën ondersteunden een wereldbeeld dat sterk gericht was op het genieten van het materiële leven als ultiem doel, en een vorm van moraliteit die minder absoluut was dan die van het christendom.
De gedachtegang uit die tijd heeft opvallende parallellen met onze hedendaagse samenleving, waar ook steeds meer sprake is van relativisme en een afnemend geloof in absolute waarheid, en waar christelijke waarden vaak worden betwijfeld of bekritiseerd.
Hoe dachten de Romeinen?
Hedonisme:
De Griekse filosofie stelde dat alles uit atomen bestaat, de kleinste ondeelbare deeltjes in het universum. Deze filosofieën hadden een naturalistisch wereldbeeld waarin materie het enige was dat bestond. De epicurische en stoïcijnse beschrijvingen van de werkelijkheid ondersteunden een Romeinse focus op het genieten van het materiële leven als het ultieme doel. Hedonisme — het streven naar zoveel mogelijk genot — was dan ook het levensideaal van veel Romeinen.
De mens is in wezen goed:
Plato zag de mens als bestaande uit twee delen: het lichaam, dat materieel, sterfelijk en in beweging is (onderhevig aan oorzakelijke verbanden), en de ziel, die ideaal, onsterfelijk en onveranderlijk is (en beschikt over vrije wil). De ziel omvat rede, zelfbewustzijn en moreel besef. Volgens Plato kiest de ziel er altijd voor om goed te doen als zij begrijpt wat goed is. Deze visie lijkt op het boeddhistische idee dat slecht gedrag voortkomt uit onwetendheid en dat onderwijs beter is dan straf.
De ziel wordt aangetrokken tot het goede, het ideale, en ook tot God. Volgens dit wereldbeeld is goddeloosheid het gevolg van een slechte omgeving; de mens is in wezen goed, maar de samenleving maakt hem slecht. Hierdoor wordt zonde niet als fundamenteel of persoonlijk verantwoordelijk gezien. Verantwoordelijkheid is daarom slechts een zwakke motivatie om goed te handelen.
Het gnosticisme, dat zich ontwikkelde in de late 1e en 2e eeuw, combineerde Plato’s ideeën met christelijke elementen en stelde geheime hogere kennis voor als de weg naar verlossing. Deze kennis zou de geest verlichten via meditatie en ascese. Het is een dwaalleer die waarheid en leugen vermengt met christelijke termen.
Waarheid is relatief:
De Romeinse wereld werd sterk beïnvloed door Griekse filosofen zoals Plato en Aristoteles, die elk verschillende methoden hadden om waarheid te zoeken, maar de werkelijkheid niet verklaarden vanuit een bovennatuurlijk perspectief. Voor hen was het goddelijke net zo menselijk als zijzelf. Er was geen begrip van een absolute, transcendente, almachtige en alwetende God zoals in de Hebreeuwse Bijbel.
Dit leidde tot een mentaliteit waarin waarheid niet als absoluut werd gezien. Hun goden en geloof waren niet absoluut. Daarom zei Protagoras: “De mens is de maat van alle dingen.” Deze gedachte is ook nu nog herkenbaar in onze tijd.
Pilatus’ vraag “Wat is waarheid?” tijdens het proces van Jezus (Johannes 18:38) weerspiegelt deze skeptische, relativistische houding.
De christelijke leer daarentegen benadrukt absolute waarheid over God, normen en waarden. De evangelieboodschap heeft de mentaliteit van de christenen in Rome sterk beïnvloed, vooral door de nadruk op vergeving, verlossing, eeuwig leven en opstanding. Omdat het christendom exclusief was (Jezus als enige weg tot God), sloot het het geloof in andere goden uit.
In de Romeinen brief lezen we niets over vervolging, maar het moet er geweest zijn omdat de Joden de Romeinse overheid opstookten tegen de Christenen. Dit kwam minder dan een decennium na deze brief tot uiting met de Christenvervolging door Nero.
Redenen voor het schrijven
Paulus schreef de brief aan de Romeinen om hen voor te bereiden op zijn eerste bezoek aan hen. Hij was al lang van plan om hen te bezoeken (Romeinen 1:13). Zijn doel was om hen te sterken in hun geloof (1:11,15) en mogelijk ook om hun financiële steun te winnen voor zijn geplande zendingsreis naar Spanje, die hij na een bezoek aan Rome wilde maken (15:24).
Daarnaast diende de brief als een theologische verhandeling, een soort geloofsverklaring, waarin Paulus zijn evangelie uiteenzet (2:16; 16:25).
Waarschijnlijk had Paulus ook gehoord dat de Joodse christenen inmiddels waren teruggekeerd in een door christenen uit de heidenen geleide gemeente. Hij kende Aquila en Priscilla, die uit Rome kwamen en inmiddels weer teruggekeerd waren. Daarom besteedt hij in de brief veel aandacht aan de relatie tussen heidenen en Joden.
Zijn uitgebreide bespreking van Israël in de hoofdstukken 9 tot en met 11 moet in dit licht worden gezien. Hier behandelt hij zowel de schuld en het oordeel van de Joden als die van de heidenen (1:18-2:29). Hij wilde zo een basis leggen voor wederzijds begrip en correct gedrag. De uitwerking daarvan is vooral te vinden in hoofdstuk 14 en het begin van hoofdstuk 15.
Thema’s als besnijdenis, het belang van de wet en rechtvaardiging buiten de wet in hoofdstukken 3 en 4 zijn duidelijk gericht op de Joden.
Paulus maakt duidelijk dat iedereen, door de wet, gezondigd heeft en niemand een bijzondere positie heeft. Alleen door het volbrachte werk van Christus en het geloof in Hem wordt gerechtigheid vervuld. Ook legt hij uit wat de reden is voor de verharding van Israël. Dit zijn de “hot topics” voor de gemeente in Rome.
Sleutelverzen
Romeinen 1:16-17
“Want ik schaam mij niet voor het evangelie, want het is de kracht van God tot zaligheid voor een ieder die gelooft, eerst voor de Jood en ook voor de Griek. Want daarin wordt de gerechtigheid van God geopenbaard uit geloof voor geloof, zoals geschreven staat: ‘De rechtvaardige zal door geloof leven.’”
Romeinen 3:21-24
“Thans is echter buiten de wet om gerechtigheid Gods openbaar geworden, waarvan de wet en de profeten getuigen, en wel gerechtigheid Gods door het geloof in Jezus Christus voor allen die geloven, want er is geen onderscheid. Want allen hebben gezondigd en derven de heerlijkheid Gods, en worden om niet gerechtvaardigd uit zijn genade, door de verlossing in Christus Jezus.”
Belangrijke thema’s:
Door het offer van Christus is er voor zowel Jood als Griek één gezamenlijke weg tot behoud, door het geloof (Romeinen 1:17) in het volbrachte werk van Christus als middel van rechtvaardiging (Romeinen 3:22-23). Er is nog één geldige wet, namelijk de wet van Geest en Leven (Romeinen 8:2).
God heeft zijn liefde bewezen toen wij nog zondaren waren (Romeinen 5:8).
De wet laat ons weten dat we zondaars zijn en onder de toorn van God staan (Romeinen 3:5), maar de wet zelf is goed (Romeinen 7:13).
Maak de leden van uw lichaam instrumenten voor gerechtigheid (Romeinen 6:13).
Het loon wat de zonde geeft, is de dood (Romeinen 6:23).
Leef door de Geest als aangenomen zonen van God (Romeinen 8:14-15).
Er zal nog een grote heerlijkheid geopenbaard worden; het lijden van nu weegt daar niet tegenop (Romeinen 8:18).
God kiest uit en verhardt wie Hij wil (Romeinen 9:15-18).
Christenen uit de heidenen moeten niet hoogmoedig worden tegenover de Joden; zij zijn als wilde takken geënt op de edele olijf. Er is nu een verharding, maar ook een toekomstige rol voor Israël (Romeinen 11:15-26).
Hervormd worden door vernieuwing van het denken (Romeinen 12:2).
Gehoorzaam zijn aan de overheid (Romeinen 13:1-7).
Naslag:
Merrill C. Tenney en Moisés Silva, Zondervan's Encyclopedia of the Bible, Grand Rapids, MI: Zondervan, 2009.
The Apologetics Study Bible, Nashville: Holman Bible Pub, 2009.
Auteurs, afd. Holman geïllustreerd bijbelhandboek, Nashville: Holman Bible Pub, 2012.
Ronald F. Youngblood, FF Bruce en RK Harrison, Nelson's nieuwe geïllustreerde bijbelwoordenboek, Nashville: T. Nelson, 2014.
JD Douglas, Merrill C. Tenney en Moisés Silva, Zondervan geïllustreerd bijbelwoordenboek, Grand Rapids, MI: Zondervan, 2011.
John Drane, Introductie op het Nieuwe Testament.
Frolin S. Ocariza Jr., presentatie “The Life and Works of St. Paul of Tarsus”.
Geschreven door Erno Kersbergen, Ommen, oktober 2021.
May 27, 2025
• 10 min read
May 27, 2025
• 17 min read
May 27, 2025
• 5 min readCopyright © 2025 Blogo. All rights reserved.
Made by Afan Ajdari · Github